Het was september 1992 toen mijn moeder klachten kreeg. De huisarts dacht aan overgangsklachten. Daar gebruikte ze al langer medicijnen tegen, maar misschien moest ze eens iets anders proberen. De pijn werd in een paar weken echter erger, dus maar weer terug naar de huisarts. Na nader onderzoek constateerde hij spastische darmen. Ze kreeg medicijnen voorgeschreven die ze een paar weken moest gebruiken. Maar de pijn werd alleen maar erger, niet minder.
Toch moest ze van de huisarts nog een paar weken doorgaan met de medicijnen. Hij was er vast van overtuigd dat het spastische darmen waren, eventueel gecombineerd met de nodige spanningen. Dat baseerde hij op het feit dat ik in die periode ging samenwonen met mijn vriend en dus het ouderlijk huis verliet, als eerste. Daar had ze op een bepaalde manier inderdaad wel wat moeite mee, net als ikzelf trouwens. Maar ze vond het ook heel leuk, dus het leek ons niet erg waarschijnlijk dat ze daar zo ziek van werd.
Op zo'n moment moet je er maar van uitgaan, dat een huisarts toch wel weet wat hij doet. Mam vroeg ook steeds aan mij of het wel kon wat de dokter beweerde en wat ik er zelf dan van dacht, omdat ik apothekersassistente ben en mam mij soms zag als een halve dokter, wat dus absoluut niet zo was. Ik probeerde mijn mening maar zoveel mogelijk in het midden te laten, ik kon die man moeilijk gaan tegenspreken.
Tenslotte wist ik er natuurlijk lang niet zoveel van af als hij. Wel kende ik mijn moeder beter dan hij en wist dus dat ze absoluut geen aanstelster was en dat er wel degelijk iets aan de hand moest zijn.
Toen de pijn op een gegeven moment al weken aanwezig was en de medicijnen niet aansloegen, wilde mam graag doorverwezen worden naar een specialist. Dat vond de huisarts nergens voor nodig. Om haar een beetje tegemoet te komen zou hij bloed laten prikken bij haar, dan zou ze zien dat alles in orde was.
Het bloed bleek inderdaad in orde, wat ons wel wat geruststelde. Maar daarmee was ze niet van de pijn af. Integendeel, die werd alleen maar erger. Dus maar weer andere medicijnen, die ook op de darmen werkten.
"Geef het de tijd en maak je vooral niet druk" was het advies van de huisarts.
Mam besloot dus om het maar weer een paar weken aan te kijken.
Op een dag begon ze echter ook pijn in haar rug te krijgen.
Een paar jaar geleden had ze last van een hernia gehad.
Dat kon nu ook weer het geval zijn, dus de huisarts verwees haar door naar de fysiotherapie. En een specialist zou echt hetzelfde zeggen, verzekerde hij ons, het was nergens voor nodig om daar heen te gaan.
Nog een paar extra pijnstillers en dan zou de pijn toch echt minder moeten worden. De doseringen die hij mam voorschreef waren echt idioot hoog. Als ik hier wat van tegen mam zei, dan wist ik er ineens weer niets vanaf. Dan wist de dokter ineens toch wel wat hij deed.
Ik snapte dat wel. Ze barstte van de pijn. Als iemand dan zegt dat je 10 pijnstillers mag
hebben, terwijl een ander zegt dat je er maar 8 mag hebben, dan geloof je liever wat in je eigen voordeel is. En in dit geval was dat dus voor haar om van de pijn af te komen, of dat verder nu goed of slecht voor haar lichaam was, dat maakte haar weinig uit.
Maar ondertussen was ze al ruim 2 maanden aan het sukkelen en iedereen begon steeds
meer aan te dringen op een verwijskaart voor de specialist. Maar volgens de huisarts maakte mam zich veel te druk en ging het daarom niet over.
Ze had eens laten vallen dat haar vader, mijn opa dus, al jong aan kanker overleden was.
In plaats van een beetje begrip te tonen zei de huisarts: "Dat wil nog niet zeggen dat jij ook kanker krijgt." Natuurlijk, dat klopte helemaal, maar ik vond het geen stijl om dat zo te zeggen.
De huisarts wist best dat mam geen zeurpiet was die voor elk akkefietje bij hem op de stoep stond.
Ze heeft wel 20 keer in het ziekenhuis gelegen. Telkens als ze klachten had was er iets
aan de hand, wat vaak gevolgd werd door een operatie en/of een ziekenhuisopname.
Dus waarom hij haar niet serieus nam, dat weten we nu nog steeds niet.
Hij wist dus ook dat ik apothekersassistente was, en drukte mam op het hart om vooral niet te veel
met mij in discussie te gaan, want apothekers en hun assistentes deden niets liever dan artsen verbeteren, volgens hem.
Onzin natuurlijk, maar ja, dat was dus zijn mening.
Aangezien wij zonder zijn hulp niet in het ziekenhuis terechtkonden, moesten we zijn
"hulp" maar voor lief nemen, voorlopig.
Tot dan had mam nog steeds gewerkt.
Mijn ouders hadden zelf een café gehad, maar nadat ze de zaak verkocht hadden, was mijn
moeder daar blijven werken. Gecombineerd met een baan als champignonplukster.
Champignons plukken vond ze heel leuk, maar het werk in de cafetaria was haar lust en haar leven.
Als ze daar aan het werk was, dan was ze er nog het beste aan toe, beweerde ze.
Maar op een gegeven moment werd het zo erg, dat haar bazin bij de champignons mam naar huis stuurde.
Ze mocht pas weer terug komen als ze helemaal in orde was.
Mam was hier niet blij mee, maar wij wel.
Wij vonden ook dat ze maar eens wat rustiger aan moest gaan doen.
Misschien speelde er toch wel een psychische factor mee bij al haar klachten, je wist maar nooit.
En dan zou het misschien wel beter gaan als ze eens wat rustiger aan ging doen.
Het zou niet de eerste keer zijn, dat iemand die stevig in z'n schoenen staat, instort.
Vaak, als je hoort over iemand die overspannen is, betreft dat iemand waar je het nooit van
verwacht had.
Misschien was dat bij mam nu ook wel het geval.
Ondertussen werd het kerstmis en had mam van de huisarts ook al kalmerende middelen
gekregen, omdat ze niet kon slapen van de pijn.
Ze kon niet liggen vanwege de pijn in haar rug.
De pijn in haar buik werd ook steeds erger en het was allemaal niet meer vol te houden.
Het is in totaal 3 x voorgekomen dat de dienstdoende arts midden in de nacht moest komen
omdat ze koliekachtige krampen had. Ze kreeg dan een spuit toegediend, die wel even
hielp.
Voor mijn vader en zusje was het vreselijk om aan te zien.
Slapen deed mam niet meer in bed, maar beneden op een stoel, zo goed en zo kwaad als het ging.
Zitten kon ze wel namelijk.
Nog verschillende keren had ze gevraagd om een verwijskaart voor de specialist, maar nee.
Dat was nergens voor nodig.
Alle onderzoeken die ze in het ziekenhuis zouden doen, die kon hij ook uit laten voeren.
Dus kreeg ze verschillende onderzoeken in het ziekenhuis, voornamelijk gericht op de darmen.
Dit leverde allemaal niets op.
De pijn bleef en werd alsmaar erger. Soms voelde ze de buikpijn nu ook op een andere
plaats, waardoor ze niet meer goed aan kon geven waar de pijn precies zat.
Reden temeer voor de huisarts om te zeggen dat het puur psychisch was.
Op een dag hadden Desiree en ik er genoeg van, we konden het niet meer aanzien.
We hebben mam min of meer gedwongen om de telefoon te pakken en een verwijskaart te eisen.
En ook niet op te hangen voor ze toezegging had. Anders zouden wij wel eens bellen.
Dat wilde ze ook weer niet, dus belde ze zelf, maar wel waar wij bij waren.
Het was niet normaal hoe dat gesprek verliep, het heeft minstens 20 minuten geduurd voor ze
eindelijk toezegging had dat er een verwijskaart voor haar klaar zou liggen.
Wel moest ze zelf een afspraak maken, dat deed de arts niet voor haar, terwijl dat natuurlijk veel
sneller zou zijn gegaan. Maar ze had verwijzing, dat was al heel wat.
Ze belde meteen voor een afspraak en kon 2 weken later terecht.
Nou ja, beter dan heel laat.
We waren allemaal blij dat er eindelijk eens verder gekeken zou worden.
Een paar dagen later kreeg ze 's nachts echter weer een aanval en moest de huisarts komen.
Dit was nu niet onze eigen huisarts, maar zijn broer, die in dezelfde praktijk werkte.
Hij vond dat dit toch echt niet meer langer kon zo en heeft meteen ’s morgens contact opgenomen met de internisten.
Nu kon mam dezelfde dag nog terecht. He, hé, eindelijk eens iemand die echt iets deed.
De interniste bleek een hele fijne vrouw te zijn, die echt tijd voor mam had en haar klachten
serieus nam. In ieder geval, daar leek het wel op.
Wat wij toen niet wisten en nu wel, is dat de huisarts al contact met de interniste opgenomen had.
Hij had haar verteld, dat ze een patiënte kreeg met allerlei zogenaamde klachten, maar waar niets mee aan de hand was.
"Het zit bij haar tussen de oren". Dat was letterlijk wat hij tegen haar gezegd heeft, vertelde de interniste later.
Dus we mogen nog wel blij zijn dat de interniste nog wat onderzoeken wilde doen en niet meteen
een psychiater op mam afstuurde.
Maar de onderzoeken leverden niets op, helaas.
Ondertussen werd ons leven volkomen beheerst door zorgen om mam.
De angst voor een ernstige ziekte, zoals kanker, werd ook uitgesproken, zij het zeer voorzichtig.
Mam bleek hier zelf ook wel bang voor te zijn, maar alles was in orde, dus dat kon niet.
Ook het bloed zag er prima uit. "Daar zou de halve wereld jaloers op zijn," had de interniste gezegd.
Bij de volgende afspraak in het ziekenhuis ging pap mee, er moest iets gebeuren, dit kon
gewoon echt niet langer zo.
Het was nu al 4 maanden aan de gang en mam ging zienderogen achteruit.
Pap en mam hebben zelf het verzoek ingediend om mam op te laten nemen, want het was
onhoudbaar geworden. In het ziekenhuis konden ze op z'n minst toch wel iets aan de pijn doen.
De interniste ging akkoord, maar vreesde weinig te kunnen doen, zolang niet bekend was wat de
pijn bij mam veroorzaakte.
Maar ze zou nog wat onderzoeken laten doen en dat zou waarschijnlijk allemaal wel sneller
kunnen als mam opgenomen was.
Dat was dan in ieder geval vast gunstig.
We vonden het natuurlijk niet leuk dat mam nu in het ziekenhuis lag, maar ergens waren we ook
wel opgelucht.
Ze zouden toch wel een keer iets vinden?
Die avond, toen ik bij mam op bezoek was, pakte ze me vast en begon te huilen.
Niet van de pijn deze keer, maar van blijdschap. Ze was zo ontzettend blij dat ze in het
ziekenhuis was. Ze was er ook vast van overtuigd dat het nu wel allemaal goed zou komen.
Ik stond wel even raar te kijken. Normaal was ze met geen 10 paarden het ziekenhuis in te krijgen.
Ze heeft ooit eens geprobeerd om weg te lopen uit het ziekenhuis, vlak voor een operatie.
En nu was ze zelfs blij dat ze er was.
Er werden 2 afspraken gemaakt voor een CT-scan, voor de rug en voor de ingewanden.
Intussen werd er toch een psychiater bijgehaald, want de artsen sloten een psychische oorzaak
nog steeds niet uit.
Mam werkte goed mee, alhoewel ze er zelf van overtuigd was, dat het niet psychisch was.
Ze haalden er van alles bij, dingen van vroeger en zo.
Feit is wel, dat mam veel meegemaakt heeft in haar leven. Haar moeder is gestorven op 48-
jarige leeftijd (dezelfde leeftijd als mam had op dat moment). Mam was toen nog maar 18 jaar.
4 Jaar later overleed haar vader aan kanker. Er waren nog kleinere kinderen in het gezin, die
nog niet op zichzelf konden wonen. Twee broers van mam kwamen bij pap en mam in huis,
terwijl ze toen al zwanger was van mij.
Verder is ze veel ziek geweest. De gekste dingen, noem maar op en mam had het gehad.
Meestal was dan ook ziekenhuisopname noodzakelijk.
Dus goed beschouwd zou het niet eens zo vreemd zijn als dit alles haar nu ineens te veel werd.
En dat was ook helemaal niet erg, als het maar weer goed zou komen.
Hopelijk had ze iets aan die psychiater, die iedere dag even langskwam.
Verder kreeg ze therapie voor haar rug, wat dus niet hielp.
Slapen deed ze nog steeds zittend. Eerst op een stoel en later in bed, leunend op een dekenboog.
Op een dag nam de psychiater contact op met pap, gewoon thuis.
Hij vroeg toestemming om mam op te laten nemen op de psychiatrische afdeling van het
ziekenhuis in Venlo.
Mam was akkoord gegaan, mits er niets van lichamelijke aard gevonden zou worden.
Het was een grote schok voor ons dat de artsen hiertoe besloten hadden.
Voorlopig zou mam 6 weken opgenomen worden.
Toch waren we ook wel opgelucht, want de kans op kanker hadden we nog steeds niet uitgesloten.
Maar in het ziekenhuis dachten ze daar absoluut niet aan, dus wat maakten wij ons druk?
Een paar dagen later, het was maandag, ging thuis de telefoon. Mam kon diezelfde dag nog
opgenomen worden op psychiatrie, er was plaats vrij. Na overleg met mam weigerde deze om
erheen te gaan. Niet voordat ze de uitslag had van de scan.
Maar die kon ze daar ook krijgen, bla, bla, bla.
Maar mam weigerde pertinent. Eerst de uitslag en als die goed was, dan ging ze naar Venlo.
Toen kon er ineens vaart gezet worden om de uitslag eerder binnen te krijgen.
Die dag kregen we al te horen dat er toch iets gevonden was. Wat precies, dat konden ze niet
zeggen, dat zou de interniste de volgende morgen doen.
Er werd niet meer tegen mam gepraat over naar Venlo gaan. Ook kwam een verpleegster
vragen of pap de volgende morgen aanwezig wilde zijn bij de uitslag.
We kregen een naar voorgevoel, alles ging zo geheimzinnig.
De volgende dag zouden we het eindelijk weten, al wisten we niet of we daar zo blij mee moesten zijn. We maakten onszelf gek die dag met speculeren over wat het kon zijn.
Dat zagen we zelf op een gegeven moment ook wel in, waarna we afspraken dat we rustig af
zouden wachten tot de volgende dag.
Dat was dinsdag 9 februari, die dag zal ik mijn leven lang niet vergeten.
Om 11.00 uur zouden pap en mam de uitslag krijgen.
Pap had beloofd dat hij meteen zou bellen als ze iets wisten.
Ik was vreselijk zenuwachtig, die morgen. Ik durfde de telefoon niet op te nemen op het werk en
mam zelf bellen durfde ik al helemaal niet.
De deur van de apotheek hield ik nauwlettend in de gaten. Misschien zou pap wel gewoon
komen, al zou ik dat geen goed teken vinden.
En ja hoor, om 12.15 uur kwam pap binnen. Ik zag meteen aan zijn gezicht dat het mis was.
En inderdaad, hij zei; "Geen goed nieuws."
We gingen even apart op het kantoor van de apotheker en pap zei: "Het is kanker."
Van mijn collega hoorde ik achteraf dat ik geschreeuwd heb, maar ik kan me er weinig van
herinneren. Toen pap zei dat het in de longen en in de lever zat, was het voor mij al bekeken zaak.
Voor mij was mams doodvonnis al getekend.
Ik heb de situatie kort en warrig aan mijn collega verteld en ben gegaan.
Achteraf bleek, dat mijn collega 's mams situatie ook somber in hadden gezien, want ze hadden al
iets geregeld voor als ik weg geroepen zou worden.
Pap moest nog naar het werk van Desiree om haar het slechte nieuws te vertellen. We spraken af dat we
elkaar thuis zouden treffen.
Ik ging naar mijn flatje om mijn vriend op te halen, die met een verkoudheid thuis zat.
We gingen samen naar Swolgen, waar Desiree en pap even later ook aankwamen.
Desiree viel me huilend om de hals. Toen pas kon ik voor de eerste keer echt huilen.
Het is niet te beschrijven wat je op zo 'n moment voelt. Het is gewoon verschrikkelijk.
Je voelt je wanhopig. "Het kan niet, het kan gewoon niet," dacht ik steeds.
Maar het kon dus wel en het was zo, erg genoeg.
Het ergste moest nog komen. Mam.
We hadden afgesproken dat we ons goed zouden houden, mam had het tenslotte al moeilijk
genoeg met zichzelf.
Desiree en ik gingen in het rokerszitje zitten, terwijl pap mam ging halen.
Dat beeld van mam zal ik nooit vergeten. Een smal, bleek vrouwtje, dat die veel te zware deur
probeerde open te trekken. Ze zag er zo hulpeloos uit.
Ze keek zo verdrietig dat het met dat 'goed houden' van ons ook zo bekeken was.
Huilend vielen we elkaar in de armen.
Het was gewoon afschuwelijk, meer kan ik niet zeggen.
Even later, toen we weer wat bedaard waren, kwamen de uitspraken als "We vechten ervoor, we
geven niet op. Wat er ook moet gebeuren, beter worden zul je".
Desiree en ik waren het liefst meteen met mam naar Nijmegen gegaan, naar het Radboud.
Je hoorde tenslotte altijd dat ernstig zieke mensen daar terechtkwamen.
De hoofdzuster, Titia, wist ons een beetje te kalmeren en zei dat we in ieder geval het gesprek met de interniste af moesten wachten, de volgende dag.
Ik was meteen weer hevig verontwaardigd; de volgende dag pas?
Waarom ging alles zo langzaam? Hadden ze niet al genoeg tijd verspild?
Iedere minuut dat het langer duurde, hadden die cellen meer kans om zich te vermenigvuldigen.
Er moest nu iets gebeuren.
Titia legde ons uit dat we dat zo niet moesten zien, dat dat zo niet werkte.
Het kwam echt niet op een paar uur meer of minder, verzekerde ze ons, en we moesten toch
echt wachten tot de volgende dag. Maar ze begreep onze ongerustheid wel, vertelde ze.
In het uurtje dat we thuis waren geweest, hadden al verschillende mensen gebeld.
Iedereen was benieuwd naar de uitslag.
Ook in het ziekenhuis, op mam haar nummer, hadden al een paar mensen gebeld.
Mam had het niet voor elkaar gekregen om het slechte nieuws te vertellen en had gezegd dat
ze maar moesten komen als ze wilden weten wat er aan de hand was.
Dus al gauw kwam de eerste familie.
Er werd veel gehuild met z ’n allen. Iedereen had een hoop vragen, niemand een antwoord.
Ook was er veel woede. Steeds hadden de artsen ons verzekerd dat er niets ernstigs met
mam aan de hand was. Psychisch ja, was het maar psychisch, daar ging je tenminste niet aan dood.
De verpleging bracht ons naar een kamertje apart. Hetzelfde kamertje waar pap en mam die
morgen de uitslag hadden gekregen.
We kregen koffie en we mochten er roken. Ik kan je wel vertellen dat koffie en sigaretten je op
de been houden in zo 'n situatie.
We zaten met z'n allen om de tafel, stil, ieder met z'n eigen gedachten.
Plotseling kreeg het zusje van mam, tante Christien, het te kwaad. Ze begon met haar vuisten op
de tafel te bonken en hysterisch te huilen. Dus binnen de kortste keren was iedereen weer aan
het huilen.
Ik zat naast mam en plotseling voelde ik dat ze me een zacht kneepje gaf in mijn been.
Ze glimlachte en gaf me een knipoog op zo 'n manier van: "Laat ze maar huilen, we zullen ze wel
eens wat laten zien. We laten het er toch zeker niet bij zitten?"
Meteen droogde ik mijn tranen. Als mam zo flink kon zijn, dan moest ik dat toch zeker ook kunnen?
Ik moest mam helpen, steunen, niet nog verder in de put helpen.
Het was ondertussen etenstijd geworden en de verpleging verzocht ons om thuis te gaan eten en
mam even haar rust te gunnen.
We gingen dus maar naar huis, maar eten lukte niet echt. Vanaf het moment dat we thuis waren,
hadden we alweer de drang om naar het ziekenhuis te gaan.
Dat deden we dan ook maar. In het zitje hebben we gewacht tot mam kwam.
Het onrustige gevoel dat ik thuis had, was over zodra ik weer terug was in het ziekenhuis.
De avond verliep zo 'n beetje hetzelfde als de middag. Telkens als er iemand kwam, werd er
gehuild. Verder was het stil. Wat kon je ook zeggen?
Vol hoop en bange voorgevoelens gingen we de volgende morgen naar onze afspraak met de
interniste, dr. Roelofs.
Ze was Chef de Clinique en had voorheen in het Radboud ziekenhuis gewerkt. Ze was
gespecialiseerd in kwaadaardige ziekten. Ze vertelde ons meteen dat het er niet goed uitzag.
De primaire tumor was nog niet gevonden, alleen uitzaaiingen in de longen, de lever en in de
onderste ruggenwervel.
Ze kon niets zeggen over de kansen om beter te worden, daarvoor moest ze eerst weten met
welk soort cellen ze te maken had.
Dan pas kon ze zeggen, of er een mogelijkheid was om mam te behandelen.
Wel bleef ze zeggen dat het er niet goed uitzag en dat de longen wel heel erg slecht waren.
Het had volgens haar ook niet veel zin om naar Nijmegen te gaan.
Ze had contact met de specialisten daar en dat zou ze ook blijven doen.
Mam had een grenzeloos vertrouwen in deze arts. Als zij het niet nodig vond dat mam naar
Nijmegen ging, dan deed ze dat ook niet.
In principe was ze liever hier in Venray, waar ze de verpleging kende en behandeld werd als een
persoon en niet als een nummer, wat in Nijmegen waarschijnlijk wel het geval zou zijn.
En als mam ergens anders beter behandeld zou kunnen worden, dan
werd daar echt wel eerlijk over gesproken, verzekerde dr. Roelofs ons.
Om te weten te komen met welke cellen ze te maken hadden, moest er een longpunctie gedaan
worden bij mam. Dan zouden ze wat weefsel uit de long halen, wat een paar dagen op kweek moest.
Probleem was wel, dat dat maandag pas kon en nu was het woensdag.
Natuurlijk wilden we het liever eerder en uiteindelijk bleek dat te kunnen op vrijdag.
We moesten dan wel naar Venlo, maar dat vonden we niet erg.
In de tussentijd werden er in Venray nog enkele onderzoeken gedaan, maar daar werden geen
verdere uitzaaiingen bij gevonden. Ook de primaire tumor werd niet gevonden.
Heel soms schijnt het wel eens voor te komen dat de tumor uit zichzelf verdwijnt, maar dan heeft
hij het kwaad wel al verspreid. In nog minder gevallen komt het voor dat het bloed gewoon in orde is.
Bij mam was dit allebei het geval, daarom hadden ze in eerste instantie niets gevonden wat op kanker duidde.
Het klonk als een goed excuus, maar daar had niemand wat aan.
Mam had maanden van ellende achter de rug, waarin ze voor gek was verklaard, terwijl de pijn
het enige was waar ze gek van werd.
Achteraf had ik vreselijke schuldgevoelens dat ik ook af en toe gedacht had dat het psychisch
was, ik had beter moeten weten.
Als mam pijn had, dan had ze ook echt pijn.
De huisarts was ook op de hoogte gebracht, hoorden we van dr. Roelofs, maar die had weinig te
zeggen toen het hem werd verteld. We hebben niets meer van hem gehoord.
De specialisten hebben nog wel hun excuses aangeboden voor de hele gang van zaken.
Dat vonden we wel fijn, al konden zij er niet zoveel aan doen. Ze waren tenslotte al op het
verkeerde spoor gebracht door het telefoontje van de huisarts.
Ook hadden de specialisten mam nooit zo minderwaardig behandeld als de huisarts had gedaan.
We hebben diezelfde week nog een andere huisarts genomen. Hadden we dat maar maanden
eerder gedaan. Dan was het, heel misschien, nooit zover gekomen.
Deze huisarts was een fijne man. Ik kende hem persoonlijk omdat ik er stage had gelopen
en verschillende keren vakantiewerk had gedaan in zijn apotheek.
Toen ik opbelde bij onze oude huisartsenpraktijk, wisten ze meteen waar het over ging, ik hoefde
amper iets te zeggen.
Mam hebben we nooit een verkeerd woord horen zeggen over de huisarts.
Wij wel, nog worden we kwaad als we aan zijn manier van handelen terugdenken.
Mam leek te berusten in haar situatie. Wat ook weer niet wilde zeggen dat ze opgegeven had.
Als er iemand positief was, dan was het mam zelf wel.
Terwijl ze verschrikkelijk bang moest zijn. Dat kan niemand zich voorstellen, ook wij niet.
Wij waren bang om haar te verliezen, dat is iets anders dan zelf misschien te moeten gaan.
Die vrijdag gingen we met z'n vieren naar Venlo.
Er was mam verteld dat het onderzoek geen pijn zou doen, maar wel vervelend aan zou voelen.
Eerst hadden we een gesprek met de longarts, die ons de foto's van de longen liet zien.
Ook hij zei dat het er niet goed uitzag.
Typisch, iedereen zei dat het er niet goed uitzag. Niemand zei dat het er slecht uitzag.
Ze wilden zeker niet alle hoop wegnemen.
Maar je hoefde maar naar het gezicht van zo'n arts te kijken, om te weten wat ze bedoelden.
Ik had trouwens geen enkele hoop meer.
Ik had al steeds gedachtes als: "Als ze haar 50e verjaardag maar haalt" (anderhalf jaar later),
of "Als ze de zomer nog maar haalt, dan kunnen we nog samen op vakantie."
Ik sprak zoiets niet uit. Als ik al iets te pessimistisch was, dan werd Desiree woedend. Zij was er
vast van overtuigd dat mam beter zou worden. Ik hoopte dat natuurlijk ook, maar diep van
binnen wist ik wel beter.
In deze situatie was het misschien wel nadelig om iets meer van medische zaken af te weten.
Ik wist er te weinig vanaf om echt iets te kunnen weten en ik wist er weer te veel vanaf om naïef m’ n
kop in het zand te steken.
Het onderzoek duurde een poosje en Desiree en ik gingen samen even een kopje koffie drinken. We hadden
het gevoel dat iedereen ons aankeek. We zagen er ook niet bepaald florissant uit. Bleek, met
dikke ogen van al dat gehuil. Jammer dan, het kon ons op dat moment weinig schelen.
Niets interesseerde me verder nog trouwens. Ook het werk niet.
Ik moest er niet aan denken om te gaan werken. Desiree wel. Die zag het al helemaal voor zich:
mam zou chemokuren krijgen en zij zou dan weer gaan werken.
Ja, als mam kon gaan kuren, dan ging ik ook wel werken. Maar ik had niet die hoop, die Desiree had.
Toen het onderzoek voorbij was, gingen we terug naar Venray.
Mam moest eten en rusten. Wijzelf hadden al enkele dagen niet gegeten.
De verpleegsters wisten dat en namen ons mee naar het restaurant voor het personeel.
Dat dus ook nooit meer. Allemaal witte jassen en schorten en alleen wij in gewone kleren.
Dat viel natuurlijk enorm op, waardoor iedereen ons aan zat te kijken en zat te gissen waarom
wij daar waren. Zo voelde het tenminste, of het ook echt zo was, weet ik natuurlijk niet.
Maar ja, we hadden weer eens wat binnen gekregen.
Na de longpunctie moest mam veel hoesten, maar dat zou wel overgaan, werd ons verzekerd.
Niet dus, het werd alleen maar erger.
De volgende morgen was ze uitgeput van het vele hoesten en het niet slapen.
Hoestdrankjes hielpen niet. De verpleging wist het ook niet meer, ze hadden hier weinig ervaring
mee.
De dienstdoende arts kon ook weinig doen.
Die avond bleef ik nog even bij mam toen iedereen al weg was. Ze zag er tegenop om naar bed
te gaan en vond het vreselijk dat ze de hele zaal wakker hield met haar gehoest. Daarom wilde
ze wat langer in het zitje blijven.
Ik was allang blij dat ze aangaf dat ze het fijn zou vinden als ik nog even bleef.
Ik vond het heel erg dat ze niet kon slapen door dat gehoest, want op de eerste plaats zwakte
dat haar heel erg af en op de tweede plaats lag ze daardoor natuurlijk nog meer te piekeren.
Logisch natuurlijk, maar ik vond het afschuwelijk als ik me bedacht wat er allemaal door
haar hoofd moest spoken.
Van de verpleging hoorden we, dat ze het 's nachts vaak erg moeilijk had. Gelukkig had ze een
fijne nachtzuster waar ze veel mee praatte.
Bij ons hield ze zich meestal goed, hoe vaak wij ook zeiden dat ze dat niet hoefde. Al wilde ze
schreeuwen, slaan, krabben, bijten, ons maakte het niet uit.
Maar misschien was het voor haar prettiger om haar gevoelens te delen met iemand die
emotioneel wat verder van haar afstond.
Zo op het oog hield ze zich in ieder geval beter als wij. Ze drukte me op het
hart om toch maar goed te eten en te slapen, anders zou ik instorten en dan waren we nog
verder van huis.
Natuurlijk had ze gelijk en ik schaamde me toen ze dat zei, maar ik vond het gewoon vreselijk
moeilijk. Desiree en pap natuurlijk ook, maar die konden zich nog iets beter staande houden
voor mam.
Die zaterdag hielp ik mam in bed, toen ze uiteindelijk toch maar had besloten om te proberen om
wat te slapen.
Toen ik haar welterusten wilde kussen, pakte ze me stevig vast en begon hartverscheurend te huilen.
"Ik ben zo bang, ik voel me zo ongelukkig." Dat bleef ze zeggen, afschuwelijk was het.
Ik voelde me zo machteloos. Ik wilde niets liever dan haar helpen en er was niets dat ik kon doen.
Tegelijkertijd was ik ook heel blij dat ze zich liet gaan. Dat ze haar verdriet en haar angsten met mij deelde.
Ik vond het zo moeilijk om haar achter te laten die avond.
Maar ze kreeg een slaaptablet en de verpleegster beloofde dat ze bij mam zou blijven als bleek dat ze niet kon slapen.
Dat slapen was voor mij ook een groot probleem. In slaap komen wilde nog wel lukken, maar
sinds ik wist dat mam kanker had werd ik iedere morgen rond een uur of 5 wakker met een schreeuw.
Daarna kon ik dus ook nooit meer slapen, alleen maar onrustig draaien.
De volgende morgen gingen we rond 10 uur weer naar het ziekenhuis. Het hoesten was nog
erger geworden. Mam was totaal op.
Maar niemand kon iets doen. We moesten wachten tot de volgende dag, dan zou de longarts er weer zijn.
Hopelijk had hij dan ook de uitslag van de longpunctie .
Want die onzekerheid kon ik niet veel langer meer verdragen.
Hoe erg het misschien ook zou zijn, als ik maar wist wat het was.
Er werd niet veel over gepraat, alleen af en toe een losse opmerking.
Desiree bleef positief. En zeer fel. Een negatieve opmerking en je moest oppassen.
Fijn voor haar dat ze zoveel hoop had, want hoop doet leven.
Ze kon er ook niet tegen dat mam niet meer zelf liep, maar in een rolstoel zat.
Voor haar was dat hetzelfde als opgeven. Maar mam had door het hoesten gewoon geen kracht
meer om te lopen.
Die avond ging ik met pap en Desiree mee naar huis, naar Swolgen.
Als we niet konden slapen, konden we tenminste nog samen praten.
De volgende morgen in het ziekenhuis schrokken we heel erg.
Mam was totaal uitgeput en had het benauwd. Ze kwam op een kamertje apart te liggen.
Ook reageerde ze niet meer op ons. Het leek wel alsof ze ons niet kende.
Titia nam ons apart. Het ging heel slecht met mam, vertelde ze en het leek haar beter als pap in
het ziekenhuis zou blijven slapen.
We moesten namelijk niet schrikken als mam plotseling kwam te overlijden. Het hoesten had
teveel van haar lichaam gevergd.
Dit viel dus als een bom op ons dak. We wisten nog maar een paar dagen hoe ziek mam was en
nu zou ze misschien al dood gaan?
De longarts kwam die morgen langs. Ik bleef er niet bij. Ik kon het gewoon niet meer aan.
Ik ging in de tussentijd in het rokerszitje een sigaret roken. Een van de verpleegsters, Danielle,
kwam bij me zitten. Dat was echt een fijne meid, aan haar hebben we veel gehad.
De longarts bleek dus geen goed nieuws te hebben. Het was te ver uitgezaaid. Heel misschien
bestond er een combinatie van cytostatica die bij mam toegepast kon worden, maar hij gaf het
eigenlijk geen kans.
Dr. Roelofs zou verder alles met ons bespreken.
Toch moest ze van de huisarts nog een paar weken doorgaan met de medicijnen. Hij was er vast van overtuigd dat het spastische darmen waren, eventueel gecombineerd met de nodige spanningen. Dat baseerde hij op het feit dat ik in die periode ging samenwonen met mijn vriend en dus het ouderlijk huis verliet, als eerste. Daar had ze op een bepaalde manier inderdaad wel wat moeite mee, net als ikzelf trouwens. Maar ze vond het ook heel leuk, dus het leek ons niet erg waarschijnlijk dat ze daar zo ziek van werd.
Op zo'n moment moet je er maar van uitgaan, dat een huisarts toch wel weet wat hij doet. Mam vroeg ook steeds aan mij of het wel kon wat de dokter beweerde en wat ik er zelf dan van dacht, omdat ik apothekersassistente ben en mam mij soms zag als een halve dokter, wat dus absoluut niet zo was. Ik probeerde mijn mening maar zoveel mogelijk in het midden te laten, ik kon die man moeilijk gaan tegenspreken.
Tenslotte wist ik er natuurlijk lang niet zoveel van af als hij. Wel kende ik mijn moeder beter dan hij en wist dus dat ze absoluut geen aanstelster was en dat er wel degelijk iets aan de hand moest zijn.
Toen de pijn op een gegeven moment al weken aanwezig was en de medicijnen niet aansloegen, wilde mam graag doorverwezen worden naar een specialist. Dat vond de huisarts nergens voor nodig. Om haar een beetje tegemoet te komen zou hij bloed laten prikken bij haar, dan zou ze zien dat alles in orde was.
Het bloed bleek inderdaad in orde, wat ons wel wat geruststelde. Maar daarmee was ze niet van de pijn af. Integendeel, die werd alleen maar erger. Dus maar weer andere medicijnen, die ook op de darmen werkten.
"Geef het de tijd en maak je vooral niet druk" was het advies van de huisarts.
Mam besloot dus om het maar weer een paar weken aan te kijken.
Op een dag begon ze echter ook pijn in haar rug te krijgen.
Een paar jaar geleden had ze last van een hernia gehad.
Dat kon nu ook weer het geval zijn, dus de huisarts verwees haar door naar de fysiotherapie. En een specialist zou echt hetzelfde zeggen, verzekerde hij ons, het was nergens voor nodig om daar heen te gaan.
Nog een paar extra pijnstillers en dan zou de pijn toch echt minder moeten worden. De doseringen die hij mam voorschreef waren echt idioot hoog. Als ik hier wat van tegen mam zei, dan wist ik er ineens weer niets vanaf. Dan wist de dokter ineens toch wel wat hij deed.
Ik snapte dat wel. Ze barstte van de pijn. Als iemand dan zegt dat je 10 pijnstillers mag
hebben, terwijl een ander zegt dat je er maar 8 mag hebben, dan geloof je liever wat in je eigen voordeel is. En in dit geval was dat dus voor haar om van de pijn af te komen, of dat verder nu goed of slecht voor haar lichaam was, dat maakte haar weinig uit.
Maar ondertussen was ze al ruim 2 maanden aan het sukkelen en iedereen begon steeds
meer aan te dringen op een verwijskaart voor de specialist. Maar volgens de huisarts maakte mam zich veel te druk en ging het daarom niet over.
Ze had eens laten vallen dat haar vader, mijn opa dus, al jong aan kanker overleden was.
In plaats van een beetje begrip te tonen zei de huisarts: "Dat wil nog niet zeggen dat jij ook kanker krijgt." Natuurlijk, dat klopte helemaal, maar ik vond het geen stijl om dat zo te zeggen.
De huisarts wist best dat mam geen zeurpiet was die voor elk akkefietje bij hem op de stoep stond.
Ze heeft wel 20 keer in het ziekenhuis gelegen. Telkens als ze klachten had was er iets
aan de hand, wat vaak gevolgd werd door een operatie en/of een ziekenhuisopname.
Dus waarom hij haar niet serieus nam, dat weten we nu nog steeds niet.
Hij wist dus ook dat ik apothekersassistente was, en drukte mam op het hart om vooral niet te veel
met mij in discussie te gaan, want apothekers en hun assistentes deden niets liever dan artsen verbeteren, volgens hem.
Onzin natuurlijk, maar ja, dat was dus zijn mening.
Aangezien wij zonder zijn hulp niet in het ziekenhuis terechtkonden, moesten we zijn
"hulp" maar voor lief nemen, voorlopig.
Tot dan had mam nog steeds gewerkt.
Mijn ouders hadden zelf een café gehad, maar nadat ze de zaak verkocht hadden, was mijn
moeder daar blijven werken. Gecombineerd met een baan als champignonplukster.
Champignons plukken vond ze heel leuk, maar het werk in de cafetaria was haar lust en haar leven.
Als ze daar aan het werk was, dan was ze er nog het beste aan toe, beweerde ze.
Maar op een gegeven moment werd het zo erg, dat haar bazin bij de champignons mam naar huis stuurde.
Ze mocht pas weer terug komen als ze helemaal in orde was.
Mam was hier niet blij mee, maar wij wel.
Wij vonden ook dat ze maar eens wat rustiger aan moest gaan doen.
Misschien speelde er toch wel een psychische factor mee bij al haar klachten, je wist maar nooit.
En dan zou het misschien wel beter gaan als ze eens wat rustiger aan ging doen.
Het zou niet de eerste keer zijn, dat iemand die stevig in z'n schoenen staat, instort.
Vaak, als je hoort over iemand die overspannen is, betreft dat iemand waar je het nooit van
verwacht had.
Misschien was dat bij mam nu ook wel het geval.
Ondertussen werd het kerstmis en had mam van de huisarts ook al kalmerende middelen
gekregen, omdat ze niet kon slapen van de pijn.
Ze kon niet liggen vanwege de pijn in haar rug.
De pijn in haar buik werd ook steeds erger en het was allemaal niet meer vol te houden.
Het is in totaal 3 x voorgekomen dat de dienstdoende arts midden in de nacht moest komen
omdat ze koliekachtige krampen had. Ze kreeg dan een spuit toegediend, die wel even
hielp.
Voor mijn vader en zusje was het vreselijk om aan te zien.
Slapen deed mam niet meer in bed, maar beneden op een stoel, zo goed en zo kwaad als het ging.
Zitten kon ze wel namelijk.
Nog verschillende keren had ze gevraagd om een verwijskaart voor de specialist, maar nee.
Dat was nergens voor nodig.
Alle onderzoeken die ze in het ziekenhuis zouden doen, die kon hij ook uit laten voeren.
Dus kreeg ze verschillende onderzoeken in het ziekenhuis, voornamelijk gericht op de darmen.
Dit leverde allemaal niets op.
De pijn bleef en werd alsmaar erger. Soms voelde ze de buikpijn nu ook op een andere
plaats, waardoor ze niet meer goed aan kon geven waar de pijn precies zat.
Reden temeer voor de huisarts om te zeggen dat het puur psychisch was.
Op een dag hadden Desiree en ik er genoeg van, we konden het niet meer aanzien.
We hebben mam min of meer gedwongen om de telefoon te pakken en een verwijskaart te eisen.
En ook niet op te hangen voor ze toezegging had. Anders zouden wij wel eens bellen.
Dat wilde ze ook weer niet, dus belde ze zelf, maar wel waar wij bij waren.
Het was niet normaal hoe dat gesprek verliep, het heeft minstens 20 minuten geduurd voor ze
eindelijk toezegging had dat er een verwijskaart voor haar klaar zou liggen.
Wel moest ze zelf een afspraak maken, dat deed de arts niet voor haar, terwijl dat natuurlijk veel
sneller zou zijn gegaan. Maar ze had verwijzing, dat was al heel wat.
Ze belde meteen voor een afspraak en kon 2 weken later terecht.
Nou ja, beter dan heel laat.
We waren allemaal blij dat er eindelijk eens verder gekeken zou worden.
Een paar dagen later kreeg ze 's nachts echter weer een aanval en moest de huisarts komen.
Dit was nu niet onze eigen huisarts, maar zijn broer, die in dezelfde praktijk werkte.
Hij vond dat dit toch echt niet meer langer kon zo en heeft meteen ’s morgens contact opgenomen met de internisten.
Nu kon mam dezelfde dag nog terecht. He, hé, eindelijk eens iemand die echt iets deed.
De interniste bleek een hele fijne vrouw te zijn, die echt tijd voor mam had en haar klachten
serieus nam. In ieder geval, daar leek het wel op.
Wat wij toen niet wisten en nu wel, is dat de huisarts al contact met de interniste opgenomen had.
Hij had haar verteld, dat ze een patiënte kreeg met allerlei zogenaamde klachten, maar waar niets mee aan de hand was.
"Het zit bij haar tussen de oren". Dat was letterlijk wat hij tegen haar gezegd heeft, vertelde de interniste later.
Dus we mogen nog wel blij zijn dat de interniste nog wat onderzoeken wilde doen en niet meteen
een psychiater op mam afstuurde.
Maar de onderzoeken leverden niets op, helaas.
Ondertussen werd ons leven volkomen beheerst door zorgen om mam.
De angst voor een ernstige ziekte, zoals kanker, werd ook uitgesproken, zij het zeer voorzichtig.
Mam bleek hier zelf ook wel bang voor te zijn, maar alles was in orde, dus dat kon niet.
Ook het bloed zag er prima uit. "Daar zou de halve wereld jaloers op zijn," had de interniste gezegd.
Bij de volgende afspraak in het ziekenhuis ging pap mee, er moest iets gebeuren, dit kon
gewoon echt niet langer zo.
Het was nu al 4 maanden aan de gang en mam ging zienderogen achteruit.
Pap en mam hebben zelf het verzoek ingediend om mam op te laten nemen, want het was
onhoudbaar geworden. In het ziekenhuis konden ze op z'n minst toch wel iets aan de pijn doen.
De interniste ging akkoord, maar vreesde weinig te kunnen doen, zolang niet bekend was wat de
pijn bij mam veroorzaakte.
Maar ze zou nog wat onderzoeken laten doen en dat zou waarschijnlijk allemaal wel sneller
kunnen als mam opgenomen was.
Dat was dan in ieder geval vast gunstig.
We vonden het natuurlijk niet leuk dat mam nu in het ziekenhuis lag, maar ergens waren we ook
wel opgelucht.
Ze zouden toch wel een keer iets vinden?
Die avond, toen ik bij mam op bezoek was, pakte ze me vast en begon te huilen.
Niet van de pijn deze keer, maar van blijdschap. Ze was zo ontzettend blij dat ze in het
ziekenhuis was. Ze was er ook vast van overtuigd dat het nu wel allemaal goed zou komen.
Ik stond wel even raar te kijken. Normaal was ze met geen 10 paarden het ziekenhuis in te krijgen.
Ze heeft ooit eens geprobeerd om weg te lopen uit het ziekenhuis, vlak voor een operatie.
En nu was ze zelfs blij dat ze er was.
Er werden 2 afspraken gemaakt voor een CT-scan, voor de rug en voor de ingewanden.
Intussen werd er toch een psychiater bijgehaald, want de artsen sloten een psychische oorzaak
nog steeds niet uit.
Mam werkte goed mee, alhoewel ze er zelf van overtuigd was, dat het niet psychisch was.
Ze haalden er van alles bij, dingen van vroeger en zo.
Feit is wel, dat mam veel meegemaakt heeft in haar leven. Haar moeder is gestorven op 48-
jarige leeftijd (dezelfde leeftijd als mam had op dat moment). Mam was toen nog maar 18 jaar.
4 Jaar later overleed haar vader aan kanker. Er waren nog kleinere kinderen in het gezin, die
nog niet op zichzelf konden wonen. Twee broers van mam kwamen bij pap en mam in huis,
terwijl ze toen al zwanger was van mij.
Verder is ze veel ziek geweest. De gekste dingen, noem maar op en mam had het gehad.
Meestal was dan ook ziekenhuisopname noodzakelijk.
Dus goed beschouwd zou het niet eens zo vreemd zijn als dit alles haar nu ineens te veel werd.
En dat was ook helemaal niet erg, als het maar weer goed zou komen.
Hopelijk had ze iets aan die psychiater, die iedere dag even langskwam.
Verder kreeg ze therapie voor haar rug, wat dus niet hielp.
Slapen deed ze nog steeds zittend. Eerst op een stoel en later in bed, leunend op een dekenboog.
Op een dag nam de psychiater contact op met pap, gewoon thuis.
Hij vroeg toestemming om mam op te laten nemen op de psychiatrische afdeling van het
ziekenhuis in Venlo.
Mam was akkoord gegaan, mits er niets van lichamelijke aard gevonden zou worden.
Het was een grote schok voor ons dat de artsen hiertoe besloten hadden.
Voorlopig zou mam 6 weken opgenomen worden.
Toch waren we ook wel opgelucht, want de kans op kanker hadden we nog steeds niet uitgesloten.
Maar in het ziekenhuis dachten ze daar absoluut niet aan, dus wat maakten wij ons druk?
Een paar dagen later, het was maandag, ging thuis de telefoon. Mam kon diezelfde dag nog
opgenomen worden op psychiatrie, er was plaats vrij. Na overleg met mam weigerde deze om
erheen te gaan. Niet voordat ze de uitslag had van de scan.
Maar die kon ze daar ook krijgen, bla, bla, bla.
Maar mam weigerde pertinent. Eerst de uitslag en als die goed was, dan ging ze naar Venlo.
Toen kon er ineens vaart gezet worden om de uitslag eerder binnen te krijgen.
Die dag kregen we al te horen dat er toch iets gevonden was. Wat precies, dat konden ze niet
zeggen, dat zou de interniste de volgende morgen doen.
Er werd niet meer tegen mam gepraat over naar Venlo gaan. Ook kwam een verpleegster
vragen of pap de volgende morgen aanwezig wilde zijn bij de uitslag.
We kregen een naar voorgevoel, alles ging zo geheimzinnig.
De volgende dag zouden we het eindelijk weten, al wisten we niet of we daar zo blij mee moesten zijn. We maakten onszelf gek die dag met speculeren over wat het kon zijn.
Dat zagen we zelf op een gegeven moment ook wel in, waarna we afspraken dat we rustig af
zouden wachten tot de volgende dag.
Dat was dinsdag 9 februari, die dag zal ik mijn leven lang niet vergeten.
Om 11.00 uur zouden pap en mam de uitslag krijgen.
Pap had beloofd dat hij meteen zou bellen als ze iets wisten.
Ik was vreselijk zenuwachtig, die morgen. Ik durfde de telefoon niet op te nemen op het werk en
mam zelf bellen durfde ik al helemaal niet.
De deur van de apotheek hield ik nauwlettend in de gaten. Misschien zou pap wel gewoon
komen, al zou ik dat geen goed teken vinden.
En ja hoor, om 12.15 uur kwam pap binnen. Ik zag meteen aan zijn gezicht dat het mis was.
En inderdaad, hij zei; "Geen goed nieuws."
We gingen even apart op het kantoor van de apotheker en pap zei: "Het is kanker."
Van mijn collega hoorde ik achteraf dat ik geschreeuwd heb, maar ik kan me er weinig van
herinneren. Toen pap zei dat het in de longen en in de lever zat, was het voor mij al bekeken zaak.
Voor mij was mams doodvonnis al getekend.
Ik heb de situatie kort en warrig aan mijn collega verteld en ben gegaan.
Achteraf bleek, dat mijn collega 's mams situatie ook somber in hadden gezien, want ze hadden al
iets geregeld voor als ik weg geroepen zou worden.
Pap moest nog naar het werk van Desiree om haar het slechte nieuws te vertellen. We spraken af dat we
elkaar thuis zouden treffen.
Ik ging naar mijn flatje om mijn vriend op te halen, die met een verkoudheid thuis zat.
We gingen samen naar Swolgen, waar Desiree en pap even later ook aankwamen.
Desiree viel me huilend om de hals. Toen pas kon ik voor de eerste keer echt huilen.
Het is niet te beschrijven wat je op zo 'n moment voelt. Het is gewoon verschrikkelijk.
Je voelt je wanhopig. "Het kan niet, het kan gewoon niet," dacht ik steeds.
Maar het kon dus wel en het was zo, erg genoeg.
Het ergste moest nog komen. Mam.
We hadden afgesproken dat we ons goed zouden houden, mam had het tenslotte al moeilijk
genoeg met zichzelf.
Desiree en ik gingen in het rokerszitje zitten, terwijl pap mam ging halen.
Dat beeld van mam zal ik nooit vergeten. Een smal, bleek vrouwtje, dat die veel te zware deur
probeerde open te trekken. Ze zag er zo hulpeloos uit.
Ze keek zo verdrietig dat het met dat 'goed houden' van ons ook zo bekeken was.
Huilend vielen we elkaar in de armen.
Het was gewoon afschuwelijk, meer kan ik niet zeggen.
Even later, toen we weer wat bedaard waren, kwamen de uitspraken als "We vechten ervoor, we
geven niet op. Wat er ook moet gebeuren, beter worden zul je".
Desiree en ik waren het liefst meteen met mam naar Nijmegen gegaan, naar het Radboud.
Je hoorde tenslotte altijd dat ernstig zieke mensen daar terechtkwamen.
De hoofdzuster, Titia, wist ons een beetje te kalmeren en zei dat we in ieder geval het gesprek met de interniste af moesten wachten, de volgende dag.
Ik was meteen weer hevig verontwaardigd; de volgende dag pas?
Waarom ging alles zo langzaam? Hadden ze niet al genoeg tijd verspild?
Iedere minuut dat het langer duurde, hadden die cellen meer kans om zich te vermenigvuldigen.
Er moest nu iets gebeuren.
Titia legde ons uit dat we dat zo niet moesten zien, dat dat zo niet werkte.
Het kwam echt niet op een paar uur meer of minder, verzekerde ze ons, en we moesten toch
echt wachten tot de volgende dag. Maar ze begreep onze ongerustheid wel, vertelde ze.
In het uurtje dat we thuis waren geweest, hadden al verschillende mensen gebeld.
Iedereen was benieuwd naar de uitslag.
Ook in het ziekenhuis, op mam haar nummer, hadden al een paar mensen gebeld.
Mam had het niet voor elkaar gekregen om het slechte nieuws te vertellen en had gezegd dat
ze maar moesten komen als ze wilden weten wat er aan de hand was.
Dus al gauw kwam de eerste familie.
Er werd veel gehuild met z ’n allen. Iedereen had een hoop vragen, niemand een antwoord.
Ook was er veel woede. Steeds hadden de artsen ons verzekerd dat er niets ernstigs met
mam aan de hand was. Psychisch ja, was het maar psychisch, daar ging je tenminste niet aan dood.
De verpleging bracht ons naar een kamertje apart. Hetzelfde kamertje waar pap en mam die
morgen de uitslag hadden gekregen.
We kregen koffie en we mochten er roken. Ik kan je wel vertellen dat koffie en sigaretten je op
de been houden in zo 'n situatie.
We zaten met z'n allen om de tafel, stil, ieder met z'n eigen gedachten.
Plotseling kreeg het zusje van mam, tante Christien, het te kwaad. Ze begon met haar vuisten op
de tafel te bonken en hysterisch te huilen. Dus binnen de kortste keren was iedereen weer aan
het huilen.
Ik zat naast mam en plotseling voelde ik dat ze me een zacht kneepje gaf in mijn been.
Ze glimlachte en gaf me een knipoog op zo 'n manier van: "Laat ze maar huilen, we zullen ze wel
eens wat laten zien. We laten het er toch zeker niet bij zitten?"
Meteen droogde ik mijn tranen. Als mam zo flink kon zijn, dan moest ik dat toch zeker ook kunnen?
Ik moest mam helpen, steunen, niet nog verder in de put helpen.
Het was ondertussen etenstijd geworden en de verpleging verzocht ons om thuis te gaan eten en
mam even haar rust te gunnen.
We gingen dus maar naar huis, maar eten lukte niet echt. Vanaf het moment dat we thuis waren,
hadden we alweer de drang om naar het ziekenhuis te gaan.
Dat deden we dan ook maar. In het zitje hebben we gewacht tot mam kwam.
Het onrustige gevoel dat ik thuis had, was over zodra ik weer terug was in het ziekenhuis.
De avond verliep zo 'n beetje hetzelfde als de middag. Telkens als er iemand kwam, werd er
gehuild. Verder was het stil. Wat kon je ook zeggen?
Vol hoop en bange voorgevoelens gingen we de volgende morgen naar onze afspraak met de
interniste, dr. Roelofs.
Ze was Chef de Clinique en had voorheen in het Radboud ziekenhuis gewerkt. Ze was
gespecialiseerd in kwaadaardige ziekten. Ze vertelde ons meteen dat het er niet goed uitzag.
De primaire tumor was nog niet gevonden, alleen uitzaaiingen in de longen, de lever en in de
onderste ruggenwervel.
Ze kon niets zeggen over de kansen om beter te worden, daarvoor moest ze eerst weten met
welk soort cellen ze te maken had.
Dan pas kon ze zeggen, of er een mogelijkheid was om mam te behandelen.
Wel bleef ze zeggen dat het er niet goed uitzag en dat de longen wel heel erg slecht waren.
Het had volgens haar ook niet veel zin om naar Nijmegen te gaan.
Ze had contact met de specialisten daar en dat zou ze ook blijven doen.
Mam had een grenzeloos vertrouwen in deze arts. Als zij het niet nodig vond dat mam naar
Nijmegen ging, dan deed ze dat ook niet.
In principe was ze liever hier in Venray, waar ze de verpleging kende en behandeld werd als een
persoon en niet als een nummer, wat in Nijmegen waarschijnlijk wel het geval zou zijn.
En als mam ergens anders beter behandeld zou kunnen worden, dan
werd daar echt wel eerlijk over gesproken, verzekerde dr. Roelofs ons.
Om te weten te komen met welke cellen ze te maken hadden, moest er een longpunctie gedaan
worden bij mam. Dan zouden ze wat weefsel uit de long halen, wat een paar dagen op kweek moest.
Probleem was wel, dat dat maandag pas kon en nu was het woensdag.
Natuurlijk wilden we het liever eerder en uiteindelijk bleek dat te kunnen op vrijdag.
We moesten dan wel naar Venlo, maar dat vonden we niet erg.
In de tussentijd werden er in Venray nog enkele onderzoeken gedaan, maar daar werden geen
verdere uitzaaiingen bij gevonden. Ook de primaire tumor werd niet gevonden.
Heel soms schijnt het wel eens voor te komen dat de tumor uit zichzelf verdwijnt, maar dan heeft
hij het kwaad wel al verspreid. In nog minder gevallen komt het voor dat het bloed gewoon in orde is.
Bij mam was dit allebei het geval, daarom hadden ze in eerste instantie niets gevonden wat op kanker duidde.
Het klonk als een goed excuus, maar daar had niemand wat aan.
Mam had maanden van ellende achter de rug, waarin ze voor gek was verklaard, terwijl de pijn
het enige was waar ze gek van werd.
Achteraf had ik vreselijke schuldgevoelens dat ik ook af en toe gedacht had dat het psychisch
was, ik had beter moeten weten.
Als mam pijn had, dan had ze ook echt pijn.
De huisarts was ook op de hoogte gebracht, hoorden we van dr. Roelofs, maar die had weinig te
zeggen toen het hem werd verteld. We hebben niets meer van hem gehoord.
De specialisten hebben nog wel hun excuses aangeboden voor de hele gang van zaken.
Dat vonden we wel fijn, al konden zij er niet zoveel aan doen. Ze waren tenslotte al op het
verkeerde spoor gebracht door het telefoontje van de huisarts.
Ook hadden de specialisten mam nooit zo minderwaardig behandeld als de huisarts had gedaan.
We hebben diezelfde week nog een andere huisarts genomen. Hadden we dat maar maanden
eerder gedaan. Dan was het, heel misschien, nooit zover gekomen.
Deze huisarts was een fijne man. Ik kende hem persoonlijk omdat ik er stage had gelopen
en verschillende keren vakantiewerk had gedaan in zijn apotheek.
Toen ik opbelde bij onze oude huisartsenpraktijk, wisten ze meteen waar het over ging, ik hoefde
amper iets te zeggen.
Mam hebben we nooit een verkeerd woord horen zeggen over de huisarts.
Wij wel, nog worden we kwaad als we aan zijn manier van handelen terugdenken.
Mam leek te berusten in haar situatie. Wat ook weer niet wilde zeggen dat ze opgegeven had.
Als er iemand positief was, dan was het mam zelf wel.
Terwijl ze verschrikkelijk bang moest zijn. Dat kan niemand zich voorstellen, ook wij niet.
Wij waren bang om haar te verliezen, dat is iets anders dan zelf misschien te moeten gaan.
Die vrijdag gingen we met z'n vieren naar Venlo.
Er was mam verteld dat het onderzoek geen pijn zou doen, maar wel vervelend aan zou voelen.
Eerst hadden we een gesprek met de longarts, die ons de foto's van de longen liet zien.
Ook hij zei dat het er niet goed uitzag.
Typisch, iedereen zei dat het er niet goed uitzag. Niemand zei dat het er slecht uitzag.
Ze wilden zeker niet alle hoop wegnemen.
Maar je hoefde maar naar het gezicht van zo'n arts te kijken, om te weten wat ze bedoelden.
Ik had trouwens geen enkele hoop meer.
Ik had al steeds gedachtes als: "Als ze haar 50e verjaardag maar haalt" (anderhalf jaar later),
of "Als ze de zomer nog maar haalt, dan kunnen we nog samen op vakantie."
Ik sprak zoiets niet uit. Als ik al iets te pessimistisch was, dan werd Desiree woedend. Zij was er
vast van overtuigd dat mam beter zou worden. Ik hoopte dat natuurlijk ook, maar diep van
binnen wist ik wel beter.
In deze situatie was het misschien wel nadelig om iets meer van medische zaken af te weten.
Ik wist er te weinig vanaf om echt iets te kunnen weten en ik wist er weer te veel vanaf om naïef m’ n
kop in het zand te steken.
Het onderzoek duurde een poosje en Desiree en ik gingen samen even een kopje koffie drinken. We hadden
het gevoel dat iedereen ons aankeek. We zagen er ook niet bepaald florissant uit. Bleek, met
dikke ogen van al dat gehuil. Jammer dan, het kon ons op dat moment weinig schelen.
Niets interesseerde me verder nog trouwens. Ook het werk niet.
Ik moest er niet aan denken om te gaan werken. Desiree wel. Die zag het al helemaal voor zich:
mam zou chemokuren krijgen en zij zou dan weer gaan werken.
Ja, als mam kon gaan kuren, dan ging ik ook wel werken. Maar ik had niet die hoop, die Desiree had.
Toen het onderzoek voorbij was, gingen we terug naar Venray.
Mam moest eten en rusten. Wijzelf hadden al enkele dagen niet gegeten.
De verpleegsters wisten dat en namen ons mee naar het restaurant voor het personeel.
Dat dus ook nooit meer. Allemaal witte jassen en schorten en alleen wij in gewone kleren.
Dat viel natuurlijk enorm op, waardoor iedereen ons aan zat te kijken en zat te gissen waarom
wij daar waren. Zo voelde het tenminste, of het ook echt zo was, weet ik natuurlijk niet.
Maar ja, we hadden weer eens wat binnen gekregen.
Na de longpunctie moest mam veel hoesten, maar dat zou wel overgaan, werd ons verzekerd.
Niet dus, het werd alleen maar erger.
De volgende morgen was ze uitgeput van het vele hoesten en het niet slapen.
Hoestdrankjes hielpen niet. De verpleging wist het ook niet meer, ze hadden hier weinig ervaring
mee.
De dienstdoende arts kon ook weinig doen.
Die avond bleef ik nog even bij mam toen iedereen al weg was. Ze zag er tegenop om naar bed
te gaan en vond het vreselijk dat ze de hele zaal wakker hield met haar gehoest. Daarom wilde
ze wat langer in het zitje blijven.
Ik was allang blij dat ze aangaf dat ze het fijn zou vinden als ik nog even bleef.
Ik vond het heel erg dat ze niet kon slapen door dat gehoest, want op de eerste plaats zwakte
dat haar heel erg af en op de tweede plaats lag ze daardoor natuurlijk nog meer te piekeren.
Logisch natuurlijk, maar ik vond het afschuwelijk als ik me bedacht wat er allemaal door
haar hoofd moest spoken.
Van de verpleging hoorden we, dat ze het 's nachts vaak erg moeilijk had. Gelukkig had ze een
fijne nachtzuster waar ze veel mee praatte.
Bij ons hield ze zich meestal goed, hoe vaak wij ook zeiden dat ze dat niet hoefde. Al wilde ze
schreeuwen, slaan, krabben, bijten, ons maakte het niet uit.
Maar misschien was het voor haar prettiger om haar gevoelens te delen met iemand die
emotioneel wat verder van haar afstond.
Zo op het oog hield ze zich in ieder geval beter als wij. Ze drukte me op het
hart om toch maar goed te eten en te slapen, anders zou ik instorten en dan waren we nog
verder van huis.
Natuurlijk had ze gelijk en ik schaamde me toen ze dat zei, maar ik vond het gewoon vreselijk
moeilijk. Desiree en pap natuurlijk ook, maar die konden zich nog iets beter staande houden
voor mam.
Die zaterdag hielp ik mam in bed, toen ze uiteindelijk toch maar had besloten om te proberen om
wat te slapen.
Toen ik haar welterusten wilde kussen, pakte ze me stevig vast en begon hartverscheurend te huilen.
"Ik ben zo bang, ik voel me zo ongelukkig." Dat bleef ze zeggen, afschuwelijk was het.
Ik voelde me zo machteloos. Ik wilde niets liever dan haar helpen en er was niets dat ik kon doen.
Tegelijkertijd was ik ook heel blij dat ze zich liet gaan. Dat ze haar verdriet en haar angsten met mij deelde.
Ik vond het zo moeilijk om haar achter te laten die avond.
Maar ze kreeg een slaaptablet en de verpleegster beloofde dat ze bij mam zou blijven als bleek dat ze niet kon slapen.
Dat slapen was voor mij ook een groot probleem. In slaap komen wilde nog wel lukken, maar
sinds ik wist dat mam kanker had werd ik iedere morgen rond een uur of 5 wakker met een schreeuw.
Daarna kon ik dus ook nooit meer slapen, alleen maar onrustig draaien.
De volgende morgen gingen we rond 10 uur weer naar het ziekenhuis. Het hoesten was nog
erger geworden. Mam was totaal op.
Maar niemand kon iets doen. We moesten wachten tot de volgende dag, dan zou de longarts er weer zijn.
Hopelijk had hij dan ook de uitslag van de longpunctie .
Want die onzekerheid kon ik niet veel langer meer verdragen.
Hoe erg het misschien ook zou zijn, als ik maar wist wat het was.
Er werd niet veel over gepraat, alleen af en toe een losse opmerking.
Desiree bleef positief. En zeer fel. Een negatieve opmerking en je moest oppassen.
Fijn voor haar dat ze zoveel hoop had, want hoop doet leven.
Ze kon er ook niet tegen dat mam niet meer zelf liep, maar in een rolstoel zat.
Voor haar was dat hetzelfde als opgeven. Maar mam had door het hoesten gewoon geen kracht
meer om te lopen.
Die avond ging ik met pap en Desiree mee naar huis, naar Swolgen.
Als we niet konden slapen, konden we tenminste nog samen praten.
De volgende morgen in het ziekenhuis schrokken we heel erg.
Mam was totaal uitgeput en had het benauwd. Ze kwam op een kamertje apart te liggen.
Ook reageerde ze niet meer op ons. Het leek wel alsof ze ons niet kende.
Titia nam ons apart. Het ging heel slecht met mam, vertelde ze en het leek haar beter als pap in
het ziekenhuis zou blijven slapen.
We moesten namelijk niet schrikken als mam plotseling kwam te overlijden. Het hoesten had
teveel van haar lichaam gevergd.
Dit viel dus als een bom op ons dak. We wisten nog maar een paar dagen hoe ziek mam was en
nu zou ze misschien al dood gaan?
De longarts kwam die morgen langs. Ik bleef er niet bij. Ik kon het gewoon niet meer aan.
Ik ging in de tussentijd in het rokerszitje een sigaret roken. Een van de verpleegsters, Danielle,
kwam bij me zitten. Dat was echt een fijne meid, aan haar hebben we veel gehad.
De longarts bleek dus geen goed nieuws te hebben. Het was te ver uitgezaaid. Heel misschien
bestond er een combinatie van cytostatica die bij mam toegepast kon worden, maar hij gaf het
eigenlijk geen kans.
Dr. Roelofs zou verder alles met ons bespreken.